​Effectentaks vernietigd: teruggaaf mogelijk?

​Effectentaks vernietigd: teruggaaf mogelijk?

Een eerste voorziening bij het Grondwettelijk Hof tegen de taks op effectenrekeningen werd op datum van 19 juli 2018 afgewezen. Belangrijk is dat het Hof de zaak toen heeft afgewezen zonder zich over de grond van de zaak te buigen. Zich onder meer baserend op de opmerkingen van de Raad van State bij dit wetgevend initiatief werd opnieuw een beroep tot vernietiging van de taks op de effectenrekeningen ingediend. Op 17 oktober 2019 heeft het Grondwettelijk Hof de effectentaks vernietigd.

Op 10 maart 2018 is de taks op effectenrekeningen in werking getreden. De houders van effectenrekeningen waarvan de waarde 500.000,00 euro overstijgt, worden sedertdien onderworpen aan een taks van 0,15%.

Een eerste voorziening bij het Grondwettelijk Hof tegen de taks op effectenrekeningen werd op datum van 19 juli 2018 reeds afgewezen. Belangrijk is dat het Hof de zaak toen heeft afgewezen zonder zich over de grond van de zaak te buigen. Zich onder meer baserend op de opmerkingen van de Raad van State bij dit wetgevend initiatief werd opnieuw een beroep tot vernietiging van de taks op de effectenrekeningen ingediend. Op 17 oktober 2019 heeft het Grondwettelijk Hof de effectentaks vernietigd.

Wat oordeelde het Grondwettelijk Hof?

Het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie werd door de effectentaks geschonden. Meer bepaald werden volgende aspecten discriminatoir bevonden:

  • De taks was verschuldigd door zij die bepaalde financiële instrumenten, waarvan de waarde 500.000,00 euro overstijgt, op een effectenrekening hielden. De bedoeling van de wetgever was om de ‘grotere vermogens’ te viseren. Niettemin werden enkel de limitatief opgesomde financiële instrumenten in aanmerking genomen om te bepalen of men op of boven voormelde grenswaarde landde. Andere financiële instrumenten zoals opties, futures, swaps, vastgoedcertificaten, thesauriebewijzen en depositobewijzen werden echter niet als een dergelijk financieel instrument beschouwd. Het Grondwettelijk Hof achtte het kennelijk onredelijk om voornoemde producten niet als financiële instrumenten in de zin van de effectentaks aan te merken.
  • Verder was het bepalend of de opgesomde financiële instrumenten al dan niet op een effectenrekening waren ingeschreven. Zo werden aandelen op naam niet geviseerd door de taks, terwijl gedematerialiseerde effecten dit wel waren. Voor dit onderscheid in behandeling is er evenmin een redelijke verantwoording voorhanden, aldus het Grondwettelijk Hof.
  • Ten slotte bestond er een vermoeden van proportionaliteit binnen eenzelfde effectenrekening. Indien een effectenrekening meerdere titularissen had, werden zij vermoed elk een gelijk aandeel van deze rekening te houden. Er bestond voor de titularis weliswaar een mogelijkheid, maar geen verplichting, om diens werkelijke aandeel aan de fiscale administratie mee te delen. Dat personen met toepassing van het vermoeden van proportionaliteit konden ontsnappen aan de taks, terwijl de (enige) houder van een effectenrekening (lees: niet in onverdeeldheid) deze mogelijkheid niet had, is eveneens discriminatoir.

De bepalingen die bovenstaande verschillende behandelingen behelzen, werden door het Grondwettelijk Hof vernietigd. Vermits dit onder meer betrekking heeft op de belastbare materie, kan de effectentaks niet meer worden geheven. Bijgevolg vernietigt het Hof eveneens alle overige bepalingen inzake de taks op effectenrekeningen.

Ten slotte stelt het Grondwettelijk Hof uitdrukkelijk dat de gevolgen van de vernietigde wetsbepalingen worden gehandhaafd voor de taks die verschuldigd is voor de referentieperiodes die eindigen voor of op 30 september 2019.

Bestaan er mogelijkheden om alsnog teruggaaf van de, klaarblijkelijk discriminatoire, effectentaks te verkrijgen?

De belastingplichtige kan binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de bekendmaking van het vernietigingsarrest van het Grondwettelijk Hof in het Belgisch Staatsblad, een bezwaarschrift indienen. Deze bijkomende bezwaartermijn geldt ongeacht het verstrijken van de normale bezwaartermijn en ongeacht de beslissing van het Hof om de gevolgen van de effectentaks te handhaven. Procedureel heeft u aldus een methode om u tegen de betaalde taks (zowel voor de referentieperiode die eindigde op 30 september 2018 als degene die verstreek op 30 september 2019) te verzetten. Overigens kunt u in elk geval een verzoek tot teruggaaf dat betrekking heeft op de eerste referentieperiode (10 maart 2018 tot 30 september 2018) indienen tot uiterlijk 31 december 2019. Voor de referentieperiode die verstrijkt op 30 september 2019 heeft u een extra jaar de tijd.

Helaas kan er geen beroep worden gedaan op de beweegredenen van het Hof, met name de vastgestelde (op Belgische wetgeving gestoelde) discriminaties, omwille van de handhaving van de gevolgen.

Besluit

Ongeacht de handhaving van de gevolgen van de effectentaks door het Grondwettelijk Hof, komt het ons voor dat er mogelijkheden bestaan om te trachten alsnog teruggaaf van de betaalde effectentaks te bekomen. Het vernietigingsarrest zelf opent een bezwaartermijn van zes maanden, ook voor de referentieperiode die afsloot op 30 september 2018. De motivatie in het bezwaarschrift zal echter op andere leest geschoeid moeten zijn dat hetgeen het Grondwettelijk Hof in aanmerking nam om tot schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel te besluiten. Te verwachten is uiteraard dat de fiscale administratie hierin niet meegaat. Een dergelijk bezwaarschrift zal wellicht worden afgewezen, waarna een gerechtelijke procedure kan worden opgestart om effectief teruggaaf te bekomen.

Wenst u op de hoogte te blijven? Volg Cazimir op LinkedIn!



Terug naar overzicht